over essentie/ziel en lichaam
07-11-1985: Blaasje op het nat
IJsselstein. Ik lig in de bakdkuip aan de Griekenlandweg en het bad stroomt nog vol met water. Op het water ontstaan door de vallende stroom uit de kraan en het de zeep in het water een aantal schuimbellen.Een mens is als een blaasje op het nat. Met grote kracht wordt de lucht (onduidbare werkelijkheid/hemel) met een straal water (duidbare werkelijkheid/materie) onder water getrokken. De luchtbel schiet naar de oppervlakte (wereld) en er ontstaat een blaasje (mens) op het nat. De groote ervan hangt af van de hoeveelheid lucht in zijn binnenste(essentie/ziel). Hij bestaat bij de gratie van een zeer breekbaar/kwetsbaar vliesje water (lichaam). Hij wordt omgeven door nog meer blaasjes en zijn bewegingsvrijheid wordt hierdoor beïnvloed.
Door de wind en de stroom wordt hij bewogen. Beide kunnen zijn dood betekenen en beiden kunnen hem langs ongekende oppervlakten voeren. Zijn dood is onvermijdelijk. Eens knapt het vliesje en gaat de lucht in zijn binnenste (ziel) op in de grote lucht (hemel). En dat proces is alleen mogelijk zolang er zwaartekracht (liefde) is. Zolang de luchtdruk binnen en buiten het blaasje gelijk is, bestaat het. Als de luchtdruk binnen groter wordt en hij knapt, is dat wat anders dan wanneer hij verpletterd wordt door de wind. Hij vervormt het wateroppervlak (wereld) een klein beetje, hij maakt een indruk. Maar na zijn dood is daar niets meer van te merken.
Hij kan ook opgaan in de blaasjes om hem heen, maar hoe en waarom weet naar mijn weten niemand. Een heel enkele keer maakt een blaasje zich los van het oppervlak en stijgt als een zeepbel op, los van de wereld op weg in de onduidbare werkelijkheid, om daar met een geweldige spat op te gaan in die geweldige grote ruimte. Er is maar één zwaartekracht die zowel het water als de lucht beheerst (de Ene, de eerste en eeuwige beweger die God of liefde heet).